·

next (EN)
bijvoeglijk naamwoord, lidwoord, bijwoord

bijvoeglijk naamwoord “next”

basisvorm next, niet-vergrotend
  1. naast
    She moved into the next room to get some quiet.
  2. volgende
    After finishing this chapter, we'll start the next one.

lidwoord “next”

next
  1. de volgende (wanneer het verwijst naar iets specifieks dat direct volgt)
    I'll see you next Monday for lunch.

bijwoord “next”

next (more/most)
  1. op één na (bijvoorbeeld: op één na beste)
    She couldn't find her favorite ice cream flavor, so she settled for the next best option.
  2. daarna
    We washed the car; next, we waxed it to make it shine.
  3. bovendien
    After finishing my homework and chores, I wondered, "What's next?"