bijvoeglijk naamwoord “main”
basisvorm main, niet-vergrotend
- belangrijkste
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The main reason for the delay was heavy traffic.
zelfstandig naamwoord “main”
enkelvoud main, meervoud mains
- leiding
The water main burst, causing the street to flood.
- hoofdgerecht
For my main, I'd like the grilled salmon.
- hoofdaccount
His main got banned, so he switched to his backup account.
- hoofdpersonage (in een spel)
She always chooses the knight as her main.
- grootzeil
The sailor adjusted the main to catch the wind.
werkwoord “main”
infinitief main; hij mains; verleden tijd mained; volt. deelw. mained; ger. maining
- spelen als (voorkeurskarakter in een spel)
He mains the sniper class in that game.