zelfstandig naamwoord “lifetime”
enkelvoud lifetime, meervoud lifetimes of ontelbaar
- levensduur (van een persoon)
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She dedicated her lifetime to researching renewable energy solutions.
- eeuwigheid (informeel, overdreven lange tijd)
It took me a lifetime to finish painting the entire house by myself.