·

add (EN)
werkwoord

werkwoord “add”

infinitief add; hij adds; verleden tijd added; volt. deelw. added; ger. adding
  1. toevoegen
    When you add two cups of flour to the mixture, stir it slowly to avoid lumps.
  2. optellen
    When you add 5 and 3, you get 8.
  3. bijdragen aan (iets groter of belangrijker maken)
    The spices really added to the flavor of the stew.
  4. optellen (het wiskundige proces waarbij getallen worden gecombineerd om een totale som te krijgen)
    She is able to add very quickly.