werkwoord “launder”
infinitief launder; hij launders; verleden tijd laundered; volt. deelw. laundered; ger. laundering
- wassen en strijken
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She spent the afternoon laundering the family's shirts and bed linens.
- witwassen
The criminals used a chain of restaurants to launder their illicit earnings.
zelfstandig naamwoord “launder”
enkelvoud launder, meervoud launders
- goot (voor water)
The mill's launder carried water from the stream to the wheel.