zelfstandig naamwoord “hockey”
enkelvoud hockey, ontelbaar
- ijshockey
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
Every Saturday, we watch our local team play hockey at the ice rink.
- veldhockey
Every Saturday, the school team practices hockey, trying to score goals with their curved sticks.