·

Norman (EN)
zelfstandig naamwoord, eigennaam, bijvoeglijk naamwoord

zelfstandig naamwoord “Norman”

enkelvoud Norman, meervoud Normans
  1. een persoon uit Normandië, een regio in Frankrijk
    She befriended a Norman who introduced her to the local cuisine.
  2. een lid van het volk van gemengde Scandinavische en Frankische afkomst dat Engeland veroverde in 1066
    The influence of the Normans can still be seen in English law and language.

eigennaam “Norman”

Norman
  1. een mannelijke voornaam
    Norman invited all his old school friends to his wedding.
  2. een achternaam
    Dr. Emily Norman received an award for her work in medical research.
  3. een stad in Oklahoma, VS
    Norman is known for its beautiful university campus and lively arts scene.
  4. Normandisch (de Normandische taal, een dialect van het Frans dat wordt gesproken in Normandië en de Kanaaleilanden)
    She studied Norman to understand old family documents.

bijvoeglijk naamwoord “Norman”

basisvorm Norman, niet-vergrotend
  1. betrekking hebbend op Normandië of zijn inwoners
    He developed an interest in Norman history after visiting the region.
  2. met betrekking tot de romaanse architectuur ontwikkeld door de Normandiërs
    The castle features typical Norman design with thick walls and rounded towers.
  3. met betrekking tot de Normandische taal of het dialect
    She translated the poem from Norman into English.
  4. (in design) een verwarrend ontwerp beschrijven dat tot verkeerd gebruik leidt
    The office building's entrance has a Norman door that confuses everyone.