confidence (EN)

zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord “confidence”

1. zelfvertrouwen
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   After practicing for weeks, she approached the piano with confidence and played beautifully.
2. vertrouwen (in de vaardigheden of kwaliteiten van iemand of iets)
   His confidence in the new software was evident as he demonstrated its features without hesitation.
3. zekerheid
   With confidence, she predicted that the team would win the championship this year.
4. vertrouwen (vertrouwelijk)
   She shared her secret with her best friend, knowing it would be kept in confidence.
5. geheim (dat in vertrouwen wordt gedeeld)
   He was reluctant to share such a personal confidence, but he needed advice from someone he trusted.