·

chimney (EN)
zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord “chimney”

enkelvoud chimney, meervoud chimneys
  1. schoorsteen
    The old house had a large fireplace with a brick chimney that needed cleaning every year.
  2. een glazen buis die de vlam van een olielamp omringt en beschermt
    He carefully placed the chimney over the oil lamp's flame to prevent it from flickering in the wind.
  3. schoorsteen (bij het rotsklimmen, een smalle verticale spleet of doorgang in een rotswand die breed genoeg is voor een klimmer om erin te passen)
    The climber wedged himself into the chimney and slowly pushed upward using his hands and feet against the walls.