werkwoord “can”
can; verleden tijd en voorwaardelijk could
- kunnen
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
He can play the guitar beautifully.
- mogen
You can have a cookie after dinner if you eat all your vegetables.
- kunnen (waarnemen)
Can you see the bird on the windowsill?
zelfstandig naamwoord “can”
enkelvoud can, meervoud cans
- blik
She opened a can of soup and poured it into the pot to heat for dinner.
- gieter
Every morning, Jenny fills her green watering can to water the flowers in her garden.
werkwoord “can”
infinitief can; hij cans; verleden tijd canned; volt. deelw. canned; ger. canning
- inblikken
After harvesting the peaches, we canned them to preserve their sweetness for the winter months.
- kunnen (stoppen of zich ontdoen van iets)
After reviewing the budget, the manager decided to can the expensive marketing campaign.