·

brother (EN)
zelfstandig naamwoord, tussenwerpsel

zelfstandig naamwoord “brother”

enkelvoud brother, meervoud brothers
  1. broer
    I have an older brother who teaches at the university.
  2. broeder (in een religieuze gemeenschap)
    Brother Paul leads the choir every Sunday.
  3. (informeel) gebruikt als een vriendschappelijke aanspreekvorm tussen mannen
    Hey brother, can you help me with this?
  4. (een, Afrikaans-Amerikaans Vernaculair) een medezwarte man
    He was happy to see another brother in the leadership position.

tussenwerpsel “brother”

brother
  1. een uiting van frustratie of ergernis
    Oh brother! This traffic jam is never-ending!