zelfstandig naamwoord “apron”
enkelvoud apron, meervoud aprons
- schort
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She wore an apron while cooking to keep her clothes from getting dirty.
- platform (het gebied van een luchthaven waar vliegtuigen worden geparkeerd, geladen of bijgetankt)
The plane parked on the apron to allow the passengers to disembark.
- voortoneel (het deel van een podium in een theater dat zich uitstrekt voor het hoofdgordijn)
The performer stepped onto the apron to deliver her lines.
- oprituitbreiding (het harde oppervlak aan het einde van een oprit dat het verbindt met de straat)
He edged the apron to improve access to his driveway.
- voorterrein (het verharde gebied naast een racebaan)
The car spun onto the apron during the race.