·

able (EN)
bijvoeglijk naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “able”

basisvorm able, niet-vergrotend
  1. in staat
    Once her cast is removed, she'll be able to swim again.
  2. bekwaam (wanneer het gaat om het hebben van specifieke vaardigheden of kwaliteiten)
    She was an able engineer, quickly solving complex problems that stumped her colleagues.