walking (EN)
bijvoeglijk naamwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
walk (werkwoord)

bijvoeglijk naamwoord “walking”

walking, non-gradable
  1. loopvaardig
    We treat our walking patients differently from bedridden patients.
  2. wandel-
    They packed their most comfortable shoes for the walking holiday in the Lake District.
  3. sprekend (voorbeeld: een sprekend voorbeeld van iets zijn)
    With his encyclopedic knowledge of wines, he was often referred to as a walking wine guide.