bijvoeglijk naamwoord “variable”
basisvorm variable (more/most)
- variabel (waarschijnlijk te veranderen of veranderd te worden; niet consistent)
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The weather is variable in spring, sometimes sunny and sometimes rainy.
- variabel (toegestaan om te veranderen; niet vast)
In physics equations, variable quantities like velocity can change over time.
zelfstandig naamwoord “variable”
enkelvoud variable, meervoud variables
- variabele
We need to consider all variables that might affect the outcome of the experiment.
- variabele (in de wiskunde)
In the equation y = mx + b, x and y are variables representing numbers.
- variabele (in de programmering)
The programmer initialized a variable to store the user's age.