uncle (EN)

zelfstandig naamwoord, tussenwerpsel

zelfstandig naamwoord “uncle”

1. oom
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   My uncle took me fishing last weekend.
2. oom (vriend van de familie)
   Uncle Joe, dad's best friend from college, always brings us treats when he visits.
3. oom (wijze oudere man)
   Whenever I had a problem, Mr. Thompson was like an uncle to me, always ready with advice.

tussenwerpsel “uncle”

1. genade
   After struggling to escape the headlock, Jake finally shouted, "Uncle!"