·

traveled (EN)
bijvoeglijk naamwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
travel (werkwoord)

bijvoeglijk naamwoord “traveled”

basisvorm traveled us, travelled uk (more/most)
  1. bereisd
    The hotel was located on a traveled route, bustling with tourists from all over the world.
  2. welgereisd
    She was a traveled individual, having visited over fifty countries by the age of thirty.