·

taking (EN)
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
take (werkwoord)

bijvoeglijk naamwoord “taking”

basisvorm taking, niet-vergrotend
  1. innemend
    Her smile was so taking that everyone in the room was drawn to her.

zelfstandig naamwoord “taking”

enkelvoud taking, meervoud takings of ontelbaar
  1. het nemen (de handeling van het in bezit krijgen)
    The taking of the castle was a significant victory for the rebels.
  2. de inbeslagname (het confisqueren of toe-eigenen)
    The government's taking of land for the new highway has angered many farmers.
  3. de ontsteltenis (emotioneel van streek zijn)
    After hearing the bad news, she was in such a taking that she couldn't think straight.
  4. de opbrengst (het bedrag ontvangen uit verkoop of zakelijke transacties)
    The weekend takings at the cinema were much higher due to the new blockbuster release.