werkwoord “smear”
infinitief smear; hij smears; verleden tijd smeared; volt. deelw. smeared; ger. smearing
- smeren
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
He accidentally smeared chocolate on the table while trying to open the wrapper.
- bevuilen
The white walls were smeared with muddy handprints after the kids played outside.
- belasteren
The article smeared the actor's reputation by falsely accusing him of crimes he never committed.
- uitvegen
Crying, she smeared the letter he wrote her.
zelfstandig naamwoord “smear”
enkelvoud smear, meervoud smears of ontelbaar
- veeg (door smeren of verspreiden)
After wiping the table, I noticed a sticky smear of jam still left on the surface.
- laster (schadelijke en onware uitspraak)
The politician accused his opponent of spreading smears about his past to win the election.
- uitstrijkje (in de context van een medische test)
After turning 21, she scheduled her first smear test to check for cervical cancer.