zelfstandig naamwoord “schema”
enkelvoud schema, meervoud [p]
- schema
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The teacher used a basic schema to help students understand the structure of the human body.
- databasemodel
The schema shows "Users" table with columns "ID," "Name," and "Email".
- logische formule (met placeholders)
The schema allowed us to replace the variable with any valid mathematical expression.