·

progressive (EN)
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “progressive”

basisvorm progressive (more/most)
  1. progressief
    The progressive mayor introduced policies to improve public transportation.
  2. geleidelijk
    The company showed progressive growth over the last decade.
  3. progressief (van een belasting, toenemend in tarief naarmate het te belasten bedrag toeneemt)
    They implemented a progressive tax system where higher incomes are taxed at higher rates.
  4. Progressief (in de geneeskunde, erger worden of zich in de loop van de tijd verspreiden)
    The doctor explained that the disease is progressive and needs early treatment.
  5. (in de grammatica) met betrekking tot de onvoltooid tegenwoordige tijd
    She is studying" is an example of a verb in the progressive form.

zelfstandig naamwoord “progressive”

enkelvoud progressive, meervoud progressives
  1. progressief (iemand die verandering in de maatschappij wil)
    The progressives in the city council advocated for renewable energy initiatives.
  2. (in de grammatica) de continue aspect in de grammatica, dat een voortdurende actie uitdrukt
    Students often confuse the simple past with the progressive.