zelfstandig naamwoord “problem”
enkelvoud problem, meervoud problems
- probleem
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
Solving the math problem took her the entire afternoon.
- vraagstuk
For homework, the teacher assigned ten math problems to practice our multiplication skills.
- bezwaar (wanneer het bezit aanduidt, bijvoorbeeld "zijn probleem met...")
If he can't see your point of view, that's his problem, not yours.
bijvoeglijk naamwoord “problem”
basisvorm problem, niet-vergrotend
- lastig (wanneer het over personen of dieren gaat)
The problem horse refused to follow any of the trainer's commands.