·

passed (EN)
bijvoeglijk naamwoord

Dit woord kan ook een vorm zijn van:
pass (werkwoord)

bijvoeglijk naamwoord “passed”

basisvorm passed, niet-vergrotend
  1. voorbij
    The deadline is passed; we cannot accept any more submissions.
  2. geslaagd
    After months of training, she is now a passed driver.