zelfstandig naamwoord “pants”
pants, alleen meervoudig
- broek
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
He put on his pants and got ready for work.
- onderbroek
She packed a pair of clean pants for her trip.
zelfstandig naamwoord “pants”
enkelvoud pants, ontelbaar
- troep (van slechte kwaliteit)
That film was total pants.