·

mispronounce (EN)
werkwoord

werkwoord “mispronounce”

infinitief mispronounce; hij mispronounces; verleden tijd mispronounced; volt. deelw. mispronounced; ger. mispronouncing
  1. verkeerd uitspreken
    She mispronounced "quinoa" as "kwin-oh-ah" during her presentation.