zelfstandig naamwoord “lesson”
enkelvoud lesson, meervoud lessons of ontelbaar
- les (een vastgestelde tijd waarin iemand onderwezen wordt)
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
He took guitar lessons every Thursday after school.
- les (een onderdeel van een breder educatief aanbod)
Today's math lesson focused on fractions and how to simplify them.
- les (als in een levensles)
Getting lost in the woods taught him a valuable lesson about always carrying a map.
- lezing (in de context van een religieuze dienst)
The priest announced, "Today's lesson is from the Book of Psalms," before he began to read.