industrial (EN)

bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “industrial”

1. industrieel (gerelateerd aan industrie of productie)
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   The city has many industrial areas filled with factories and warehouses.
2. industrieel (ontworpen of geschikt voor gebruik in de industrie; industriekwaliteit)
   They needed industrial cleaning products to remove the stains in the warehouse.
3. industrieel (van een plaats of land, met veel industrieën, geïndustrialiseerd)
   During the 19th century, Britain became the world's first industrial nation.
4. industrieel
   She cooks an industrial quantity of food every day.

zelfstandig naamwoord “industrial”

1. industrieel (bedrijf)
   Several industrials merged to form a larger corporation.
2. industrieel (aandeel of obligatie)
   He invested in industrials as part of his stock portfolio.
3. een film gemaakt voor gebruik binnen een industrie en niet voor openbare release
   The company produced an industrial to train new employees.