zelfstandig naamwoord “glove”
enkelvoud glove, meervoud gloves
- handschoen
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She wore gloves to keep her hands warm in the cold weather.
- handschoen (honkbal, een gevoerd leren stuk uitrusting dat wordt gebruikt om de bal te vangen)
Each player grabbed his glove and ran onto the field.
- (honkbal) de vaardigheid van een speler in het veld of het vangen van de bal
The new player was known for his excellent glove but weak batting.
- een condoom
He made sure to bring a glove just in case.
werkwoord “glove”
infinitief glove; hij gloves; verleden tijd gloved; volt. deelw. gloved; ger. gloving
- (honkbal) een bal vangen met een handschoen
The outfielder gloved the fly ball for the final out.
- (cricket) de bal met de handschoen aanraken terwijl je de knuppel vasthoudt, wat mogelijk tot uitzetting kan leiden
The batsman gloved the ball to the wicketkeeper and was given out.