zelfstandig naamwoord “ear”
enkelvoud ear, meervoud ears
- oor
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She tucked a flower behind her ear, smiling at the mirror.
- gehoororgaan
The ear consists of the eardrum, incus, cochlea, and other parts.
- gehoor (voor)
She has an excellent ear for languages, quickly picking up accents and nuances.
- aar (bijvoorbeeld van maïs)
The farmer showed us how to identify ripe ears of wheat in the vast field.