werkwoord “daydream”
infinitief daydream; hij daydreams; verleden tijd daydreamed, daydreamt; volt. deelw. daydreamed, daydreamt; ger. daydreaming
- dagdromen
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
During the long lecture, Sarah daydreamed about her upcoming vacation to the beach.
zelfstandig naamwoord “daydream”
enkelvoud daydream, meervoud daydreams
- dagdroom (een reeks gedachten die optreden terwijl men wakker is, maar niet gerelateerd zijn aan de huidige situatie)
During the boring lecture, Sarah slipped into a daydream about her upcoming beach vacation.