zelfstandig naamwoord “bill”
enkelvoud bill, meervoud bills
- rekening
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
After finishing their meal, they asked the waiter for the bill.
- biljet
He paid for the groceries with a fifty-dollar bill.
- wetsvoorstel
The parliament will vote on the new education bill next month.
- snavel
The pelican caught a fish in its large bill.
- klep
He adjusted the bill of his baseball cap to block the sun.
- programma
The band topped the bill at the music festival.
- een middeleeuws wapen met een gekromd lemmet en een punt op een lange steel
The soldiers wielded bills during the battle.
werkwoord “bill”
infinitief bill; hij bills; verleden tijd billed; volt. deelw. billed; ger. billing
- factureren
The doctor billed him for the consultation.
- adverteren of aankondigen met behulp van openbare kennisgevingen of advertenties
The play was billed as a thrilling new drama.
- (van vogels) de snavels tegen elkaar aanraken als een teken van genegenheid
The pigeons were billing and cooing on the rooftop.