·

attract (EN)
werkwoord

werkwoord “attract”

infinitief attract; hij attracts; verleden tijd attracted; volt. deelw. attracted; ger. attracting
  1. aantrekken
    The bright lights of the city attracted many visitors every night.
  2. zich aangetrokken voelen tot
    She's always been attracted to people with a good sense of humor.
  3. aantrekken (veroorzaken)
    The bright colors of the flowers attracted the interest of many bees.
  4. aantrekken (in de natuurkunde, bijvoorbeeld magneten die elkaar aantrekken)
    The Earth's gravity attracts objects, pulling them towards its surface.
  5. oplopen (bijvoorbeeld een boete oplopen)
    Canceling your flight last minute attracts a hefty fee.