·

ancient (EN)
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “ancient”

basisvorm ancient (more/most)
  1. Oud
    The ancient oak tree in the village square has witnessed generations of families growing up.
  2. Antiek (specifiek gerelateerd aan de periode voor de Middeleeuwen)
    Scholars often debate the philosophies of ancient thinkers when studying the classical era.

zelfstandig naamwoord “ancient”

enkelvoud ancient, meervoud ancients
  1. Oude (als zelfstandig naamwoord)
    The ancient in our neighborhood tells stories of the town as it was over a century ago.
  2. Oudheidkundige (iemand uit een tijd die we nu als ver verleden beschouwen)
    The museum displayed artifacts crafted by ancients from the Bronze Age.