structure (EN)

zelfstandig naamwoord, werkwoord

zelfstandig naamwoord “structure”

1. bouwwerk
   Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.

   The ancient temple, a massive stone structure, dominated the landscape.
2. structuur
   She studied the structure of the sentence to understand its meaning.
3. de staat van goed georganiseerd zijn
   Many people lack structure in their lives.
4. (in de chemie) de rangschikking van moleculen of atomen in een stof
   Researchers are examining the structure of the material.
5. (informatica) een gegevenstype dat gerelateerde gegevens samenvoegt
   In the program, a structure holds information about each employee.
6. (in de visserij) onderwaterkenmerken waar vissen zich waarschijnlijk verzamelen
   The fisherman knew that fish often hide near underwater structures like rocks and logs.
7. (in de wiskunde) een verzameling met gedefinieerde operaties en relaties
   In abstract algebra, students learn about mathematical structures such as groups and rings.

werkwoord “structure”

1. structureren
   She structured her essay carefully to make her argument clear.