·

non-native (EN)
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “non-native”

basisvorm non-native, niet-vergrotend
  1. niet-moedertaalspreker
    Despite her fluency, you could tell she was a non-native English speaker by her slight accent.
  2. niet-inheems
    The dandelions in my backyard are non-native plants that originally came from Europe.

zelfstandig naamwoord “non-native”

enkelvoud non-native, meervoud non-natives
  1. niet-moedertaalspreker (persoon die een taal niet vanaf de geboorte spreekt)
    Maria is a non-native, but she communicates very effectively.
  2. allochtoon
    Sergey, being a non-native, was excited to learn about the local traditions.