·

marginal (EN)
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord “marginal”

basisvorm marginal (more/most)
  1. marginaal
    The city council is investing in parks located in marginal neighborhoods to encourage development.
  2. marginaal (onbelangrijk)
    The software update brings only marginal improvements in performance, so users may not notice a difference.
  3. minimaal
    His exam scores were marginal, and he barely passed the course.
  4. marginaal (in de kantlijn)
    She wrote marginal notes in her textbook to help her remember key concepts.
  5. (in de economie) met betrekking tot het effect van een eenheidsverandering in een variabele
    Economists study marginal cost to determine how adding one more unit of production affects overall expenses.
  6. marginaal (weinig vruchtbaar)
    The farmer struggled to grow crops on the marginal land due to poor soil quality.
  7. (politiek) met betrekking tot een kiesdistrict dat met een kleine marge is gewonnen
    The election campaign focused heavily on marginal seats that could swing the result.

zelfstandig naamwoord “marginal”

enkelvoud marginal, meervoud marginals
  1. een kiesdistrict waar verkiezingen met een kleine marge worden gewonnen
    The candidate campaigned extensively in the marginals to secure more votes.