·

health (EN)
zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord “health”

enkelvoud health, ontelbaar
  1. gezondheid
    Regular exercise is crucial for maintaining good health.
  2. gezondheid (in contexten zoals financiële gezondheid of fiscale gezondheid)
    The financial health of our local library has improved significantly after the recent donation.
  3. levenspunten (in de context van hoeveel schade iets in een spel kan verdragen voordat het kapot gaat)
    To defeat the boss, you'll need to deplete its health bar completely.