zelfstandig naamwoord “credit”
enkelvoud credit, meervoud credits of ontelbaar
- krediet
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
She bought the car on credit, agreeing to pay for it over five years.
- lening
The bank extended credit to the company.
- eer
He deserves credit for the team's success this season.
- (in de boekhouding) een post die aan de rechterkant van een grootboekrekening is geboekt
When the company received payment from a customer, the accountant recorded a credit in the sales ledger.
- studiepunt
He needs three more credits to graduate from college.
werkwoord “credit”
infinitief credit; hij credits; verleden tijd credited; volt. deelw. credited; ger. crediting
- toeschrijven
They credit her with the company's success.
- iemands bijdrage of auteurschap erkennen
The article credits the photographer for the images.
- bijschrijven
The company credited the refund to my account.
- geloven (voor waar aannemen)
Few people credit his wild stories.