·

chassis (EN)
zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord “chassis”

enkelvoud chassis, meervoud chassis
  1. chassis (het hoofdframe van een voertuig dat de carrosserie en andere onderdelen ondersteunt)
    After the collision, the mechanic examined the car and found that the chassis was bent.
  2. chassis (de buitenstructuur van een apparaat die al zijn onderdelen bij elkaar houdt)
    She carefully removed the screws to open the computer's chassis and replace the faulty fan.
  3. figuur
    At the party, he couldn't help but admire her impressive chassis.