zelfstandig naamwoord “accord”
enkelvoud accord, meervoud accords of ontelbaar
- verdrag
Meld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien.
The leaders of the two nations signed a peace accord to end the conflict.
- overeenstemming
The committee worked in perfect accord to complete the project on time.
- wil (uit eigen wil)
She apologized of her own accord after realizing her mistake.
- schikking
The companies reached an accord to avoid a lengthy lawsuit.
werkwoord “accord”
infinitief accord; hij accords; verleden tijd accorded; volt. deelw. accorded; ger. according
- verlenen
The city accorded him the honor of representing them at the conference.
- overeenstemmen
Her recollection of the event accords with mine.