bijvoeglijk naamwoord “absent”
 basisvorm absent, niet-vergrotend
- afwezigMeld u aan om de vertalingen van voorbeeldzinnen en eentalige definities van elk woord te zien. 
 Tom was absent from the meeting yesterday, so he missed the important announcement. 
- ontbrekendThe sense of fear was completely absent from her demeanor as she calmly approached the wild animal. 
- verstrooidDuring the meeting, John was so absent that he didn't notice when his name was called. 
voorzetsel “absent”
- zonderAbsent any clear evidence, the jury had to acquit the defendant. 
werkwoord “absent”
 infinitief absent; hij absents; verleden tijd absented; volt. deelw. absented; ger. absenting
- zich onttrekken aan (met opzet wegblijven van)She decided to absent herself from the meeting to avoid the heated debate.